Het aantal contacten met de huisarts door personen met verhoogde tegemoetkoming steeg met zes procent. Het bewijst volgens minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) dat de invoering van de verplichte derdebetalersregeling voor deze categorie mensen zijn doel heeft bereikt.
“We voerden in oktober 2015 het systeem van de verplichte derdebetalersregeling voor personen met verhoogde tegemoetkoming in om de zorg door de huisarts voor deze groep toegankelijker te maken. Daarin zijn we geslaagd”, stelt de minister verheugd vast aan de hand van evaluatie van de cijfer van het eerste werkjaar door het Intermutualistisch Agentschap. Uit dat rapport blijkt wel dat niet alle artsen de derdebetalersregeling gebruiken bij elke patiënt die daar recht op heeft. “Het Riziv zal de hardleerse huisartsen een aanmanende brief sturen en hen opvolgen”, zegt De Block streng.
Maar liefst 1,9 miljoen Belgen komen in aanmerking om van de derdebetalersregeling te genieten. Uit de gezondheidsenquête 2013 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid bleek dat acht procent van de Belgische gezinnen noodzakelijke gezondheidszorg uitstellen omwille van financiële redenen. Het is voor hen dat de regeling werd ingevoerd zodat ze enkel remgeld dienen te betalen en de huisarts rechtstreeks aan het ziekenfonds factureert.
Voor de invoering in oktober 2015 pasten huisartsen in 60% van de raadplegingen de derdebetalersregeling toe. Eind 2016 was dat opgelopen tot 86,5%. Uit de eerste uitgavecijfers van het Riziv blijkt dat het aantal huisartscontacten (raadplegingen en huisbezoeken samen) door mensen met een verhoogde tegemoetkoming tussen 2015 en 2016 steeg met zes procent.
Een groep van 6673 huisartsen paste de regeling toe bij minstens acht op tien raadplegingen. Uit het rapport van het IMA komt een duidelijk profiel naar voor van deze huisartsen: hoe meer informatica ze gebruiken (elektronisch factureren, elektronisch patiëntendossier), des te sneller vragen ze de patiënt enkel om de persoonlijke bijdrage te betalen; hoe meer patiënten met een recht op verhoogde tegemoetkoming hij ziet, des te meer past hij het systeem toe; huisartsen in groepspraktijken, jonge huisartsen en vrouwelijke huisartsen passen het sneller toe; hoe meer GMD’s de huisarts beheert, des te vaker kiest hij ervoor de regeling toe te passen.
Tegenover deze groep staan 1994 huisartsen die regelmatig patiënten met recht op verhoogde tegemoetkoming ontvangen, maar die onvoldoende (bij minder dan één op zes raadplegingen) de regeling toepassen. 162 van hen heeft de verplichte derdebetalersregeling zelfs nooit toegepast. Het gaat hierbij vooral om oudere, mannelijke huisartsen die in een solopraktijk werken. De regeling wordt minder toegepast in Wallonië dan in Vlaanderen. Waarschijnlijk omdat de Waalse huisarts minder geïnformatiseerd is en minder GMD’s beheert.
Volgens het IMA konden in de tweede en derde trimester van 2016 789 543 patiënten bij hun huisarts steeds rekenen op de toepassing van de verplichte derdebetalersregeling. Daarbovenop komen ook nog alle patiënten ingeschreven in die wijkgezondheidscentra waar met een forfaitair systeem wordt gewerkt. Het IMA-rapport stelt echter ook dat in diezelfde periode 267 903 rechthebbenden voor minstens één raadpleging geen gebruik konden maken van de verplichte derdebetalersregeling. “Deze mensen hadden recht op de regeling en moeten er in de toekomst kunnen op rekenen. Het Riziv zal daarom in eerste instantie een beleefde, aanmanende brief sturen naar huisartsen die de regeling onvoldoende of niet gebruiken. En die huisartsen zullen nauwlettend opgevolgd worden”, besluit de minister.