Aan welke voorwaarde moet een huisarts voldoen om opiaatgebruikers te behandelen met substitutiemedicatie en hoe moet hij samenwerken met professionele drughulpverleningcentra of -netwerken? Een vraag waarover de orde van Artsen een advies formuleerde.
Tijdens zijn vergadering van vorige week bestudeerde de Nationale Raad van de Orde van Artsen de vraag aan welke voorwaarden een huisarts moet voldoen om gebruikers van opiaten te behandelen met substitutiemedicatie. Een Koninklijk Besluit uit 2004 bepaalt dat alle artsen die op regelmatige basis (gelijktijdig meer dan twee patiënten) druggebruikers behandelen met vervangingsmiddelen, een registratieplicht hebben. Ze moeten tevens aan een aantal voorwaarden voeldoen. Zo moet er een continue en nauwe samenwerking bestaan tussen de geregistreerde arts en professionele drughulpverleningcentra of -netwerken. Ze moeten kennis en informatie uitwisselen. De registratie van een arts is met andere woorden niet vrijblijvend, stipt de Nationale Raad aan. Dit type patiënt heeft nood aan een multidisciplinaire omkadering en moet naast medicatie ook psychologische begeleiding krijgen.
“Het is deontologisch niet verantwoord dat een arts of een groep artsen parallelle circuits uitbouwt voor de behandeling van deze patiënten, los van de erkende gespecialiseerde multidisciplinaire hulpverlening. De geregistreerde arts kan zich niet beroepen op de ‘therapeutische vrijheid’ om het uitgebalanceerde en (volgens de internationale guidelines) wetenschappelijk onderbouwde aanbod van professionele drughulpverlening op het gebied van substitutieprogramma's te omzeilen. Ook artsen die slechts één of twee patiënten behandelen met vervangingsmiddelen, dienen zich op regelmatige tijdstippen bij te scholen en overleg te plegen met een arts die wel geregistreerd is en aan de wettelijke voorwaarden voldoet”, oordeelt de Orde.