Orde staat teleconsultatie toe

29 okt 2020

De Nationale Raad van de Orde der Artsen staat toe dat een arts een videoconsultatie heeft met zijn patiënt op voorwaarde dat de deontologische regels strikt worden gevolgd.

Een aantal verzekeringsinstellingen bieden de mogelijkheid aan van een videoconsultatie van een arts met zijn patiënt. De Nationale Raad van de Orde van Artsen heeft hier geen principieel bezwaar tegen, maar vraagt wel dat daarbij de nodige deontologische regels in acht worden genomen. In een advies uit 2019 somde de Nationale Raad reeds de deontologische principes op die gelden voor een ‘teleconsultatie met het oog op het stellen van een diagnose en het voorstellen van een behandeling’. De Nationale Raad stelde daarin dat het belangrijk is dat de arts de patiënt kent en dat hij toegang heeft tot diens medisch dossier en de continuïteit van de zorg kan waarborgen.

Uitzonderlijke situaties vergen echter uitzonderlijke maatregelen. De COVID-19-pandemie is duidelijk zo’n uitzonderlijke situatie. Wanneer het onmogelijk is aan de normale principes te voldoen, bijvoorbeeld omdat de patiënt geen vaste huisarts noch een medisch dossier heeft, laat de Nationale Raad toch toe dat een arts gebruik maakt van een teleconsultatie. De arts moet dan wel een volledige en zorgvuldige anamnese afnemen die toelaat de antecedenten en de medische situatie van de patiënt te begrijpen. “Deze vorm van teleconsultatie vergt van de arts een bijzondere zorgvuldigheid en een extra waakzaamheid”, aldus de Nationale Raad. “De arts die in zo’n situatie een teleconsultatie aanbiedt, is verantwoordelijk voor de continuïteit van de zorg.”

Gebeurt de teleconsultatie via het platform van een verzekeringsinstelling, dan behoudt de arts te allen tijde zijn professionele onafhankelijkheid en zijn therapeutische vrijheid. Een arts kan geen dubbel petje hebben van behandelend arts enerzijds en verzekeringsarts van de verzekeringsinstelling anderzijds. De behandelende arts dient steeds het beroepsgeheim te respecteren en kan de informatie enkel aan de verzekeringsinstelling doorgeven mits uitdrukkelijk en geïnformeerde toestemming van de patiënt. Is de arts geen eerstelijnsarts, dan staat hij in voor een goede samenwerking met de eerste lijn om de continuïteit van de zorg te garanderen. Ten slotte waakt de arts erover dat de teleconsultatie beantwoordt aan de behoeften van de patiënt en niet louter een commercieel voordeel beogen voor de verzekeringsinstelling.

Filip Ceulemans