Zoeken
Ledenvoordeel
Veelgestelde vraag
Kan een arts de therapeutische relatie met een patiënt beëindigen?
Eerst en vooral kan verwezen worden naar de Code van Medische Deontologie:
-
Artikel 7 CMD: “De arts waakt, binnen de grenzen van zijn functie in de gezondheidszorg, over zijn professionele onafhankelijkheid. Hij draagt, in het belang van zijn patiënten en de maatschappij, daarvoor zijn verantwoordelijkheid.”
Annotatie door de Orde der artsen: De arts kan beslissen een therapeutische relatie met een patiënt te beëindigen of een medische tussenkomst of behandeling te weigeren om medische redenen op grond van zijn professionele onafhankelijkheid. Hij verzekert in dat geval de continuïteit van de zorg. (art. 32, CMD 2018). Dergelijke medische beslissingen van de arts dienen te worden onderscheiden van deze op grond van zijn persoonlijke overtuiging (art. 31, CMD 2018).
-
Artikel 32 CMD: “De arts die oordeelt dat hij een therapeutische relatie niet kan verderzetten of geen tussenkomst of behandeling kan verlenen, verwittigt de patiënt tijdig en organiseert de zorgcontinuïteit.” (link)
Annotatie door de Orde der artsen: De arts oordeelt zelf of hij de therapeutische relatie kan verderzetten of geen nieuwe patiënten meer kan aanvaarden. Hij kan eveneens oordelen dat het probleem dat hem wordt voorgelegd zijn bekwaamheid en zijn middelen overstijgt. In dit geval moet hij voorstellen de patiënt door te verwijzen naar een collega of een gespecialiseerde en meer aangepaste dienst (cf. art. 6, CMD 2018). Ook het gedrag van de patiënt, onder meer agressie of een gebrek aan welwillendheid, kan de arts ertoe aanzetten een therapeutische relatie stop te zetten. De arts mag weigeren een patiënt verder te verzorgen na zich ervan te hebben vergewist dat er geen hoogdringende pathologie aanwezig is. Er dient in dergelijke situaties steeds in eer en geweten te worden geoordeeld, rekening houdend met de globale context. Het spreekt vanzelf dat de arts dient te voldoen aan de voorwaarden die zijn beschreven in de CMD 2018. Dit betekent dat de arts dient te overleggen met de patiënt en eventueel ook met zijn naastbestaanden, dat hij dient in te staan voor de continuïteit van de zorg en alle nuttige inlichtingen dient te verstrekken aan de arts die zijn taak overneemt. In de praktijk betekent dit ook dat de arts een aantal initiatieven dient te nemen en de verdere opvang, verzorging en behandeling dient te organiseren.
Het is een arts aldus toegestaan om een therapeutische relatie met een patiënt stopt te zetten. Deze stopzetting mag uiteraard niet gebaseerd zijn op discriminatoire redenen. Ten overvloede delen wij U mede dat het principe dat men mag weigeren om een patiënt te behandelen niet geldt in een dringende, levensbedreigende situatie, in een spoedgeval of tijdens een wachtdienst. In voormelde gevallen stelt U zich bloot aan een mogelijke strafrechtelijke vervolging wegens schuldig verzuim.
De kennisgeving van de stopzetting van de therapeutische relatie tussen arts en patiënt gebeurt bij voorkeur schriftelijk. In het aangetekend schrijven kan best onder meer het volgende meegedeeld worden:
-
de redenen voor de stopzetting van de therapeutische relatie;
-
de mededeling dat dergelijke stopzetting mogelijk is op grond van de medische deontologie;
-
de coördinaten van huisartsen in de regio waar de patiënt behandeld kan worden, teneinde de continuïteit van de zorg te waarborgen. Voor dit punt is het belangrijk dat U collega-huisartsen meedeelt die geen patiëntenstop hebben;
-
de mededeling dat U het medisch dossier zal overmaken aan de nieuwe arts en hem/haar alle nuttige inlichtingen zal verstrekken.
U kan daarnevens ook een termijn meedelen waarbinnen de patiënt een andere arts dient te zoeken, bijvoorbeeld twee maanden.
Ledenvoordeel
Ledenvoordeel
Kennisdomein
Ledenvoordeel
Veelgestelde vraag
Is een instapsom toegelaten?
Het advies van de Orde der artsen van 20 juni 2020 deed heel wat stof opwaaien: de instapsom om een aandeel van het patiëntenbestand te verwerven is juridisch en deontologisch onaanvaardbaar, zelfs indien deze slechts tijdelijk is.
De Orde der artsen stelde dat het deontologisch onaanvaardbaar is dat een arts financiële belangen heeft bij de overdracht van gezondheidsgegevens van de patiënt. Deze gezondheidsgegevens zijn geen eigendom van de arts en kunnen dus ook niet verhandeld worden. Bovendien moet het recht op vrije artsenkeuze van de patiënt gewaarborgd worden, ook in groepsverband.
Elke vorm van dichotomie, waarbij de jonge huisarts een deel van zijn ereloon dient af te staan aan de meer ervaren huisarts of diens vennootschap, onder de vorm van een instapsom, om een aandeel te verwerven van het patiëntenbestand is juridisch en deontologisch onaanvaardbaar.
Ook mogen geen GMD’s afgedragen worden in ruil voor het verwerven van een aandeel in het patiëntenbestand. Zulks vormt immers een ‘verdoken’ instapsom teneinde een aandeel in het patiëntenbestand te verwerven, hetwelk verboden is.
Is de instapsom in zijn geheel dan ontoelaatbaar? Neen, het is toegelaten dat men een instapsom betaalt om een aandeel in de praktijk te verwerven. Dit kan slaan op immateriële (bijvoorbeeld goodwill of kosten voor onderzoek en ontwikkeling) of materiële bestanddelen (het praktijkgebouw of apparatuur). Immateriële bestanddelen kunnen gelet op het voorgaande nooit betrekking hebben op de patiëntenbestanden.
Nieuwe overeenkomsten moeten in overeenstemming zijn met het advies van de Orde der artsen. Reeds bestaande overeenkomsten die een instapsom teneinde een aandeel in het patiëntenbestand te verwerven bevatten, dienen aangepast te worden. Dergelijke overeenkomsten vormen namelijk een inbreuk op de deontologie.
Veelgestelde vraag
Wat is een niet-concurrentiebeding?
Een niet-concurrentiebeding is een beding waarbij men zich ertoe verbindt om zich gedurende een bepaalde periode na de beëindiging of het verlaten van een associatie of samenwerking niet te vestigen in een straal van een bepaald aantal kilometer rond de vestiging van de huisartsenpraktijk.
Men is niet verplicht om een niet-concurrentiebeding op te nemen in een overeenkomst. Indien je dit wel doet, dient het niet-concurrentiebeding aan een aantal voorwaarden te voldoen.
Een niet-concurrentiebeding dient beperkt te zijn in tijd en ruimte. Zowel de duur van het niet-concurrentiebeding als de afstand waarbinnen men zich niet mag vestigen dienen duidelijk in de overeenkomst omschreven te zijn. Bovendien dienen zowel de duur als de straal naar redelijkheid bepaald te worden.
De niet naleving van het niet-concurrentiebeding wordt gesanctioneerd met de betaling van een forfaitaire schadevergoeding. De hoegrootheid van de forfaitaire schadevergoeding dient voorafgaandelijk uitdrukkelijk in de overeenkomst bepaald te worden.
Veelgestelde vraag
Hoe kan de huurprijs van een praktijkruimte of kabinet bepaald worden?
Domus Medica ontvangt regelmatig vragen over de bepaling van een huurprijs voor een praktijkruimte en/of kabinet. Domus Medica is niet in de mogelijkheid om op vraag de huurprijs van een praktijkruimte of kabinet te bepalen.
De bepaling van de concrete huurprijs is afhankelijk van verschillende factoren zoals de staat van het pand, de ligging, de oppervlakte, de aard en staat van de aanwezige infrastructuur, etc.
Het is zeer belangrijk om goed te overleggen met Uw boekhouder over de huur, onder meer omtrent de btw.
Verder is het raadzaam na te denken over de gevolgen van een eventueel afgesloten huurovereenkomst. Wat als binnen een aantal jaar situatie anders kan zijn? U denkt aldus ook best al eens even na over de mogelijke scenario’s die zich kunnen afspelen na het einde van de huurovereenkomst.
Domus Medica beschikt over een modelovereenkomst voor de verhuur van een praktijkruimte. Indien U dit model wenst te bekomen, kan U contact opnemen via juridisch.advies@domusmedica.be .
Veelgestelde vraag
Moet een patiënt verwittigd worden wanneer een huisarts een praktijk verlaat?
Indien U een huisartsenpraktijk verlaat teneinde elders aan de slag te gaan, dient U de patiënten van de praktijk in kennis te stellen van Uw vertrek.
Artikel 15 van de Code van Medische Deontologie bepaalt dat de arts de vrije artsenkeuze van de patiënt respecteert, ook in groepsverband. Op grond van de Code van Medische Deontologie dient de patiënt aldus voorafgaand en tijdig in kennis gesteld te worden van het vertrek van een arts.
De patiënt dient schriftelijk in kennis gesteld te worden van de beëindiging van de samenwerking, voorafgaand aan het vertrek van de arts én tijdig. Dit opdat het recht op vrije artsenkeuze van de patiënt gewaarborgd wordt.
Vanzelfsprekend bespreekt de vertrekkende arts deze communicatie naar patiënten toe voorafgaandelijk met zijn collega’s. Indien er hieromtrent een dispuut is, kan men contact opnemen met de Provinciale Raad van de Orde der artsen.