België heeft te weinig huisartsen

De indicatoren van het Belgisch gezondheidssysteem die het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) vandaag bekendmaakte, tonen aan dat er onvoldoende huisartsen zijn om de vergrijzing van de bevolking aan te pakken.

“De beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel blijft een delicate kwestie”, stelt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) in het rapport De Performantie van het Belgische Gezondheidssysteem dat vandaag wordt gepubliceerd. “De indicatoren voor huisartsgeneeskunde en verpleegkunde doen vragen rijzen of België in staat is om de vergrijzing van de bevolking en de toename van chronische ziekten op te vangen. Het te lage aantal praktiserende huisartsen en hun stijgende gemiddelde leeftijd stelt problemen. De Planningscommissie wees reeds op de behoefte aan bijkomende huisartsen, maar toch verkiezen te veel pas afgestudeerden nog steeds een loopbaan in de gespecialiseerde geneeskunde.” Het is één van de hoofdconclusies die het KCE uit het rapport haalt.

De continuïteit van de zorg zoals die door de huisarts wordt verzorgd, krijgt een goede beoordeling in het rapport dat maar liefst 121 indicatoren in rekening neemt. Het stijgend aantal GMD’s is daar een belangrijke factor in. In 2003 had ongeveer een derde van de bevolking (32,1%) een Globaal Medisch Dossier, in 2016 was dat meer dan twee derde (67,5%). Vooral bij ouderen ligt het percentage erg hoog, maar ook meer dan zes Belgen op tien (62%) jonger dan 45 jaar hebben een GMD. Met driekwart van de Vlamingen die een GMD hebben, scoort Vlaanderen beduidend beter dan Wallonië (minder dan 60%) en Brussel (minder dan 50%). Het KCE vindt wel dat het aantal GMD’s verder moet blijven stijgen.

De continuïteit na een ziekenhuisopname kan wel beter. Algemeen wordt aanvaard dat een huisartsenraadpleging binnen de week na een ontslag uit het ziekenhuis voordeel oplevert voor de patiënt. Toch gebeurde dat voor patiënten ouder dan 65 jaar slechts in 56,6% van de ontslagen na ziekenhuisopname. Positief is dan weer wel dat de score bij de meest kwetsbare patiënten (ouderen en lagere socio-economische groepen) vrij goed is.

Qua patiëntentevredenheid scoort de huisarts erg goed. 97,7% vindt dat de huisarts voldoende tijd spendeert aan een raadpleging; 98,1% vindt de informatie die de huisarts hem verschaft makkelijk te begrijpen; eveneens 98,1% vindt dat de huisarts de mogelijkheid biedt vragen te stellen en bezorgdheden te uiten en 95,8% van de patiënten zegt door de huisarts betrokken te worden bij beslissingen over de zorg of de behandeling. Voor elk van deze punten scoort de huisarts net iets beter dan de specialist.

Om de toegankelijkheid van de zorg te berekenen, kijkt het KCE onder meer naar het aantal geconventioneerde huisartsen per 10 000 inwoners. In Vlaanderen zijn er dat 7,4, in Wallonië 6,81 en Brussel amper 4,95 per 10 000 inwoners. Het KCE stelt een opmerkelijk verschil vast met andere Europese landen waar er steeds een grote concentratie huisartsen is in de hoofdsteden, terwijl Brussel in ons land achteraan bengelt. Een andere parameter is de beschikbaarheid van artsen. Sinds 2000 is de dichtheid van praktiserende artsen in België zeer stabiel met 3,07 artsen per 1000 inwoners. Een recente studie over de dichtheid van praktiserende huisartsen gebaseerd op het praktijkadres constateerde dat er in Brussel 1,23 huisartsen per 1000 inwoners zijn. Het Europese gemiddelde ligt met 3,54 huisartsen per 10 000 inwoners hoger dan het Belgische gemiddelde.

Wat het KCE het meest zorgen baart, is de slechte doorstroming van pas afgestudeerde artsen naar de huisartsgeneeskunde. Hoewel het aandeel afgestudeerde artsen dat twee jaar na het behalen van het diploma huisarts werd, steeg van 25% in 2010 tot 31% in 2016, blijft de vooruitgang laag. Zeker gezien de inspanningen om het huisartsenberoep aantrekkelijker te maken. Volgens de Planningscommissie moet dit aandeel om en bij de 40% bedragen. Een gevolg hiervan is dat huisartsen in 2016 de oudste gemiddelde leeftijd hebben (52,7 jaar), terwijl deze leeftijd in 2000 vergelijkbaar was met die van de andere specialismen. De gemiddelde leeftijd ligt ook iets hoger voor Franstalige (54 jaar) dan voor Nederlandstalige huisartsen (52 jaar). Het aandeel praktiserende artsen van 55 jaar en ouder steeg eveneens, en is vooral hoog voor huisartsen (54,5% van de praktiserende huisartsen). Ook dit percentage ligt hoger voor Franstalige huisartsen dan voor Nederlandstalige huisartsen (respectievelijk 59% en 51%).

Filip Ceulemans