In een deze week verschenen rapport pleit het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) ervoor huisartsen actief te betrekken bij de aanpak van obstructief slaapapneusyndroom (OSAS).
Momenteel volgen ongeveer 140 000 Belgen een behandeling voor obstructief slaapapneusyndroom (OSAS). Meestal gebeurt dat met een zogenoemd CPAP-apparaat dat tijdens de slaap lucht in de luchtwegen blaast. Wil de patiënt terugbetaald worden, dan moet hij één nacht in het slaaplaboratorium van het ziekenhuis verblijven om de diagnose te bevestigen. Een tweede nacht is nodig om de behandeling aan te passen. De apparaten die vandaag ter beschikking staan, maken het volgens het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) perfect mogelijk om die metingen bij de patiënt thuis te doen. Dat is niet alleen comfortabeler, maar leunt ook dichter aan bij de reële slaapsituatie. Niet onbelangrijk: het zou ook een forse besparing opleveren voor de ziekteverzekering.
In andere Europese landen gebeurt de behandeling en opvolging vaak wel in de thuissituatie. Het KCE bestudeerde hoe Duitsland, Engeland, Finland, Nederland en Frankrijk met het probleem omgaan. Daaruit blijkt dat de thuisdiagnose best zoveel mogelijk wordt aangemoedigd. Wanneer de patiënt een complexe OSAS heeft in combinatie met hartproblemen of een neuromusculaire aandoening, is opvolging in het ziekenhuis wel aangeraden.
Vandaag kunnen enkel specialisten in een slaaplaboratorium OSAS diagnosticeren en langdurig behandelen. Het KCE beveelt aan om de huisartsen hier een grotere rol te laten spelen. Zij zouden bij een vermoeden van een OSAS een slaaptest moeten kunnen voorschrijven. Het stellen van de diagnose op basis van het slaaptracé blijft wel best door een specialist gebeuren. Huisartsen zouden echter ook mee de behandeling moeten kunnen opvolgen als alles goed verloopt. De huisartsen zouden bijvoorbeeld de jaarlijkse verlenging van de CPAP kunnen doen.