Kwart kinderen neemt astmamedicatie

Bijna één kind op vier tussen twee en zes jaar neemt minstens één geneesmiddel tegen astma. Dat blijkt uit een studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen.

De Onafhankelijke Ziekenfondsen gingen in een deze week gepubliceerde studie na hoeveel kinderen en jongeren tussen twee en achtten jaar aan astma lijden. In de leeftijdsgroep van twee tot zes jaar nam in 2018 bijna een kwart (23,8%) minstens één geneesmiddel tegen de aandoening. In de groep van zeven tot achttien jaar daalt dat tot iets minder dan één op tien (8,7%). Globaal betekent het dat één op acht kinderen en jongeren tussen twee en achttien jaar een geneesmiddel tegen astma nam.

Dat de kinderen en de jongeren medicatie tegen astma nemen betekent volgens de Onafhankelijke Ziekenfondsen niet dat ze allemaal ook effectief astma hebben. De diagnose is moeilijk te stellen en pas vanaf de leeftijd van zes jaar zijn er functionele ademhalingstesten om de diagnose te ondersteunen. Voor die leeftijd moeten artsen zich baseren op symptomen als een piepende ademhaling en een familiegeschiedenis van allergieën en astma.

Dat astma geen onschuldige aandoening is, blijkt uit de verhoogde kans op een bezoek aan een dienst spoedgevallen: 30,3% van de kinderen en jongeren die astmamedicatie nemen, belandt al eens op de spoed tegenover 19,4% bij diegenen die geen medicatie nemen. Bovendien behoren luchtweginfecties tot de belangrijkste oorzaken voor ziekenhuisopnames van jonge kinderen. Kinderen die een geneesmiddel tegen astma voorgeschreven kregen, hebben dubbel zoveel kans op een ziekenhuisopname met overnachting dan kinderen die geen astmamedicatie nemen. 

De Onafhankelijke Ziekenfondsen pleiten ervoor de standaardnorm voor fijnstof te verminderen tot 10 microgram per kubieke meter per jaar. Ook een rookvrije omgeving is van het grootste belang om de luchtwegen van kinderen gezond te houden.

Filip Ceulemans