Vlaamse huisartsen waken over suïcideplegers

Mensen die een suïcidepoging ondernemen, kunnen daarna terecht bij hun huisarts. Die zorgt globaal voor een goede en gedegen opvolging. Dat blijkt uit een studie van Sciensano waarvan de resultaten deze week werden bekendgemaakt.

Het is geweten dat de meeste mensen met een risico van suïcide geen gespecialiseerde zorg krijgen maar wel hun huisarts zien, ook na een suïcidepoging. Huisartsen hebben dus een belangrijke rol in de preventie van suïcide. Het Belgische Netwerk van Huisartsenpeilpraktijken volgt dit probleem al op sinds het begin van de jaren 1980. Sinds 2013 is de surveillance afgestemd op de nieuwe aanbevelingen voor zorgverstrekkers en het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Een van de onderdelen van het actieplan is het Instrument voor Psychosociale Evaluatie en Opvang (IPEO) van mensen die een suïcidepoging ondernamen.

Tussen 2013 en 2016 rapporteerden 105 Vlaamse praktijken uit het Belgische Netwerk van Huisartsenpeilpraktijken wekelijks alle suïcidepogingen waarmee ze in hun dagelijkse praktijk te maken hadden. Jaarlijkse statistieken tonen dat er weinig verschil is tussen de peilartsen en de andere huisartsen in Vlaanderen. In totaal gaat het over 245 suïcidepogingen van naar schatting 233 personen. Ongeveer acht maanden na de poging rapporteerden de peilartsen opvolggegevens over bijna alle suïcidepogingen (244 van 245).

De peilartsen zagen ruim 90% van de patiënten terug in de opvolgperiode. In 63% van de gevallen had de peilarts contact met iemand uit de onmiddellijke omgeving van de patiënt en met 43% van de patiënten werden vervolgafspraken gemaakt. Vooral 65-plussers en patiënten met een peilarts in randstedelijk gebied kregen relatief betere nazorg van hun huisarts na de suïcidepoging. Over 68% van de betrokken patiënten kreeg de huisarts informatie van het ziekenhuis waar de patiënt werd behandeld.

De onderzoekers besluiten dat Vlaamse huisartsen erg betrokken zijn bij de nazorg van mensen die een suïcidepoging ondernamen. Het zijn de oudere suïcidepogers die de meeste zorg krijgen van huisartsen. Maar best want nét deze patiënten worden uitgesloten van de recent ingevoerde gedeeltelijke terugbetaling van vier consulten met een eerstelijnspsycholoog. Bij oudere patiënten kunnen huisartsen niet zo goed inschatten of er risico is op suïcide. Het is geweten dat dit complexer is, onder meer omdat hun gezondheid en leven dikwijls ingrijpend verandert, bijvoorbeeld door het overlijden van een partner.
“Van huisartsen wordt verwacht dat ze nagaan hoe sterk de suïcidale neigingen van hun risicopatiënten zijn zonder de relatie met hun patiënt in gevaar te brengen én ook nog een constructief partnerschap aan te gaan met de patiënt zelf en zijn omgeving om herhaling te vermijden”, stellen de onderzoekers. “Onze cijfers over de nazorg voor suïcidepogers door huisartsen zijn bemoedigend. Huisartsen kunnen een beroep doen op ASPHA, de hulplijn voor zorg aan suïcidepogers, maar blijken dat slechts in beperkte mate te doen (20% van alle zorgverleners). Gelet op de omvang van dit probleem loont het de moeite om samen met de beroepsgroep te onderzoeken hoe de ondersteuning nog beter kan verlopen.”

Filip Ceulemans