Partnertip: Wat betekent het Zomerakkoord voor vennootschappen?

Het Zomerakkoord had veel voeten in de aarde, maar vanaf 1 januari 2018 is het hele pakket aan veranderingen eindelijk een feit. Deze longread somt op overzichtelijke wijze alle nieuwigheden op en toont u de mogelijke impact ervan op uw vennootschap. Beginnen doen we met de meest in het oog – en wellicht ook in het budget – springende maatregel.

1. Betaal ik nu minder vennootschapsbelasting?

Op 1 januari vond de verschuiving van de vennootschapsbelasting plaats. Boekjaren die nu starten, worden niet meer belast via de oude tarieven: 33,99% of de zogenaamde verlaagde opklimmende tarieven voor bepaalde vennootschappen met een lagere winst dan 322.500 euro.

  2017
Huidig basistarief (incl. 3% crisisbijdrage) 33,99%
Huidig verlaagd opklimmend tarief (incl. 3% crisisbijdrage)  
0 - 25.000 24,98%
25.000 - 90.000 31,93%
90.000 - 322.500 35,54%
> 322.500 33,99%

In de plaats komen nu twee andere tarieven:

  2018 - 2019 Vanaf 2020 Voor wie?
Nieuw basistarief

29,58%
(29% + 2% crisisbijdrage)

25% • Grote vennootschappen
• Kleine vennootschappen die geen minimale bedrijfsleidersbezoldiging uitkeren
• Dochtervennootschappen
• Beleggingsvennootschappen
• Financiële vennootschappen
Verlaagd vast tarief

20,40 %
(20% + 2% crisisbijdrage)

20%

• Kmo-vennootschappen die niet tot een van bovenstaande categorieën behoren. Let wel: dit tarief geldt enkel op de eerste schijf van 100.000 euro winst.

Stel: u hebt een kleine vennootschap die geen dochter-, beleggings- of financiële vennootschap is. U keert zichzelf als bedrijfsleider een minimaal loon uit en u hebt in het boekjaar 2018 200.000 euro winst gemaakt. Op de ene helft betaalt u dan 20,40% vennootschapstaks, de andere helft wordt belast aan het standaardtarief van 29,58%.

Loopt uw boekjaar samen met het kalenderjaar? Dan profiteert u al vanaf 1 januari van de lagere tarieven. Start uw boekjaar echter bijvoorbeeld op 1 juli, dan zijn de winsten tot en met 30 juni 2018 nog belastbaar aan de voormalige hogere tarieven. Uw boekjaar snel wijzigen naar een kalenderjaar heeft geen zin, want de fiscus heeft duidelijk aangegeven daar geen rekening meer mee te houden.

2. Moet mijn zaak een minimumloon geven aan de bedrijfsleider(s)?

Ja. Of tenminste: als u als kleine vennootschap wil profiteren van het verlaagd vast tarief van 20,40% vennootschapsbelasting. Het minimumloon bedraagt in principe 45.000 euro bruto. Als uw loon lager is dan 45.000 euro, dan moet uw loon minstens gelijk zijn aan de belastbare vennootschapswinst.

Wat met startende ondernemingen?

Is uw vennootschap minder dan 4 jaar oud en zet ze geen oude activiteit verder? Dan bent u de eerste 4 jaren vrijgesteld van deze regel!

Keert u zichzelf of andere bedrijfsleiders geen minimumloon uit, dan volgt er een dubbele sanctie:

  1. Al uw winst wordt belast aan 29,58% in plaats van 20,40%.
  2. U betaalt een bijkomende (aftrekbare) heffing van 5,1% op het tekort aan loon dat niet is toegekend (10% vanaf boekjaar 2020). Stel dat u bijvoorbeeld kosteloos werkt als bedrijfsleider, dan bedraagt die heffing 2.295 euro (45.000 x 5,1%).

Heeft uw vennootschap geen natuurlijke persoon maar wel een zogenaamde bestuurdersvennootschap(pen) als bedrijfsleider, dan is uw zaak altijd belastbaar aan 29,58% en moet u een bijkomende heffing van 2.295 euro (45.000 x 5,1%) betalen.

Bent u een bedrijfsleider in meerdere verbonden vennootschappen waar minstens de helft van de bedrijfsleiders dezelfde personen zijn, dan moet die heffing niet noodzakelijk per individuele vennootschap worden toegepast. U mag dan de heffing toetsen aan een minimumloon van 75.000 euro, waarna enkel uw vennootschap met de hoogste belastbare winst betaalt.

3. Wat met de fiscaliteit van mijn bedrijfswagen?

Fiscaal gezien blijft de bedrijfswagen een interessante piste. Pas vanaf 2020 wordt de fiscale aftrekbaarheid van personenwagens stevig dooreen geschud. De bestaande aftrekregels blijven dus nog even aan de orde: de financieringskosten zijn voor 100% aftrekbaar, brandstofkosten kunt u voor 75% aftrekken en de overige autokosten zijn aftrekbaar van 50% tot 120% (afhankelijk van de CO2-uitstoot). De categorie van 120% geldt wel enkel voor 100% elektrische wagens.

Vergeet daarnaast niet dat uw bedrijfswagen meestal ook een voordeel alle aard is, waar u dus nog personenbelasting op betaalt. Uw belastbaar voordeel wordt berekend in functie van de cataloguswaarde van de wagen en de CO2-uitstoot. Die waarde wordt wel ‘gecorrigeerd’ met een percentage tussen de 100% en 70%, afhankelijk van de leeftijd van de wagen. Hoe ouder de wagen, hoe minder waard hij wordt en dus hoe kleiner het belastbaar voordeel.

De formule ziet er zo uit: (cataloguswaarde x leeftijdscorrectie) x 6/7 x CO2-percentage.

Opgelet met ‘valse’ hybride bedrijfswagens

Heeft uw wagen een elektrische motor met een kracht van minder dan 0,5 kWh per 100 kg van het autogewicht en is die na 1 januari 2018 besteld door de vennootschap? Dan wordt u vanaf 2020 belast op een veel hoger voordeel. Niet langer de erg lage officiële CO2-uitstoot, maar de veel hogere reële uitstoot van de niet-hybride tegenhanger telt dan nog als basis voor het belastbaar voordeel.

Hebt u uw valse hybride bedrijfswagen nog besteld vóór 1 januari 2018, dan wordt u vanaf 2020 wel op een lager voordeel belast.

4. Wordt de meerwaarde op mijn aandelen belast?

Tot en met 2017 hoefden kmo-vennootschappen die hun aandelen meer dan één jaar bijhielden bij de verkoop ervan geen belasting te betalen. Grote vennootschappen betaalden een relatief kleine taks van 0,412% op de meerwaarde bij verkoop. Enkel als u uw aandelen binnen het jaar van de hand deed, moest u een taks van 25,75% betalen.

Het Zomerakkoord maakt komaf met de 0,412%-belasting, maar maakt de vrijstelling ook een pak strenger. De vrijstelling geldt nu enkel nog als u kunt bewijzen dat:

  • u een minimumparticipatie van 10% hebt in het kapitaal van de vennootschap waarin u belegt,
  • of als de investeringswaarde van de aandelen minimaal 2.500.000 euro bedraagt.

Belegt uw vennootschap rechtstreeks in beursgenoteerde aandelen of in deelbewijzen van beleggingsfondsen, dan voldoet u meestal niet aan die voorwaarden. En dan betaalt u bij verkoop een meerwaardebelasting van 20,40% of 29,58%.

Meerwaarden op een investering in zogeheten DBI-bevekaandelen zijn wel vrijgesteld. Tenminste, als de DBI-bevek investeert in ‘goede’ aandelen (lees: de dividenden van deze aandelen komen in aanmerking voor DBI-aftrek). Hier geldt de voorwaarde van de minimumparticipatie niet: noch voor uw vennootschap, noch voor de DBI-bevek.

5. Gaat de investeringsaftrek omhoog?

Ja, maar tijdelijk. Tot en met 2017 kon u een investering in afschrijfbare activa voor 8% aftrekken. Nu is dit tijdelijk opgetrokken tot 20% voor zowel eenmanszaken als kmo vennootschappen, op voorwaarde dat de investering voldoet aan enkele voorwaarden. Personenwagens kunt u bijvoorbeeld nooit inbrengen onder deze maatregel.

Omdat het om een aanzienlijke stijging gaat, kan het interessant zijn om uw investeringsplannen in 2018 op te schroeven.

6. Kan ik medewerkers belonen met een winstpremie?

Met de nieuwe winstpremie hebt u een sterke incentive om sterk presterend personeel te belonen. In vergelijking met de klassieke bonus (het zogeheten niet-recurrente resultaatsgebonden voordeel) komt de nieuwe premie een pak interessanter uit: uw werknemers betalen hier slechts 13,07% RSZ-bijdrage en een personenbelasting van 7% op.

  Gewone bonus Winstbonus
Brutoloonkost voor werkgever 13.400,00 13.400,00
Werkgeversbijdrage (34% resp. 0%)  (3.400,00) (-)
Brutobonus 10.000,00 13.400,00
Werknemersbijdrage (13,07%)  (1.307,00)  (1.751,38)
Subtotaal 8.693,00 11.648,62
Bedrijfsvoorheffing (53% resp. 7%) (4.607,29) (815,40)
Netto bonus voor werknemer 4.085,71 10.833,22

7. Kan ik nog belastingvrij kapitaalverminderingen doorvoeren?

Wat u zelf in geld of in natura hebt ingebracht in uw vennootschap (het ‘gewoon’ kapitaal), kon u tot 2018 belastingvrij terug uitkeren aan uzelf en/of andere aandeelhouders. Daar komt nu verandering in. Het geld dat u wil uitkeren, moet voortaan voortkomen uit uw belaste winsten (de ‘belaste reserves’ op uw balans). Gevolg: de kapitaaluitkering wordt deels gekwalificeerd als een dividend, waarop u navenant belast wordt (in principe 30% roerende voorheffing).

Bij een ‘vastgeklikt’ kapitaal, dat uit winst voorkomt, liggen de zaken anders. Na een wachttermijn van 4 of 8 jaar kunt u dit geld nog altijd belastingvrij uitkeren. Voor begin 2018, bijvoorbeeld, betekent dit dat u uzelf winsten van eind 2013 kunt uitreiken uit uw kmo vennootschap zonder daarop taksen te betalen.

Bij zo’n kapitaalvermindering komen echter veel fiscale adders onder het gras kijken. Laat u dus grondig adviseren.

8. Hoe worden dividenden van een dochtervennootschap naar mijn holding belast?

Uw dochtervennootschap betaalt de belastingen op haar winsten. Als u die winst na belastingen uitkeert aan uw holding, dan kan dit vrij van roerende voorheffing. Tot het boekjaar 2018 zijn de dividenden die uw holding ontvangt, vrijgesteld ten belope van 95%. 5% van de ontvangen dividenden wordt dus (opnieuw) belast in de holding. Goed nieuws: die vrijstelling stijgt vanaf 2018 naar 100%!

9. Kan ik nog optimaliseren met een vooruitbetaalde huur?

Voor een boekjaar dat is gestart vóór 1 januari 2018 kan uw vennootschap de verschuldigde huur voor de komende jaren vooruitbetalen. De betaling vermindert het fiscaal resultaat van het jaar waarin de vooruitbetaling gebeurt, zelfs al heeft die betaling betrekking op de volgende jaren. De bedrijfsleider is vaak de verhuurder-eigenaar en kan zo geld uit zijn vennootschap halen als een onroerend inkomen. Dit inkomen wordt niet in 1x belast maar kan gespreid worden over de jaren waarvoor de huur is vooruitbetaald. De gespreide taxatie heeft o.m. als voordeel dat de herkwalificatie van de huur naar een beroepsinkomen kan vermeden worden. Voor een boekjaar dat ten vroegste start op 1 januari 2018 is die optimalisatie niet meer mogelijk.

10. Is het werken via een vennootschap fiscaal voordeliger?

Misschien wel! Iedere situatie moet natuurlijk individueel geanalyseerd en geadviseerd worden. Uw boekhouder of accountant kan steeds een simulatieberekening voor u maken. Neem nu contact op met uw SBB-adviseur voor een analyse op maat.

Gregory Henin
fiscaal adviseur
SBB Accountants & Adviseurs
www.sbb.be

Publicatie datum
02 okt 2018